header image

OT-hero Huget: je eigen ideeën onder woorden brengen levert een meerwaarde die niet te onderschatten is

Huget Désiron, schoolvoorbeeld van levenslang leren. Doorheen haar carrière kruisten verschillende onderwerpen haar pad waardoor zij haar expertise en kennis kon blijven verdiepen. Huget startte, samen met haar man, een consulting bedrijf en behandelde meer dan 1500 cases voor bedrijven en verzekeraars. Ook anno 2022 is Huget nog niet klaar om het werkveld en de academische wereld los te laten. Én er bestaat een award die de naam van deze bijzondere vrouw draagt.

Wie is Huget Désiron?

Ergotherapeute sinds 1977, die zich van toen tot nu gericht heeft op ondersteuning van mensen die omwille van ziekte, ongeval of ouderdom geconfronteerd worden met beperkingen die hen hinderen in hun functioneren op de arbeidsmarkt en/of op de werkvloer.

Na mijn opleiding “Bedrijfsergonomie & arbeidshygiëne” in 1988 kandidateerde ik (na de benodigde 5 jaren ervaring) voor een erkenning als Europees Geregistreerde Ergonoom. De 5-jaarlijkse vernieuwing is tot nu toe al telkens goedgekeurd, dus ik kan me ook nu nog Eur.Erg. noemen. De toepassing van deze kennis voor mijn patiënten liep zo vaak spaak op regels vanuit het ziekenhuis waar ik werkte en mijn tekort aan kennis op vlak van arbeidsregelgeving, dus ik besloot om me daarin te verdiepen.  Dat leidde tot een opleiding om de IMBA (tool voor evaluatie van mogelijkheden van patiënten om actief te zijn in hun (specifieke) job) en het oprichten van (samen met mijn man) ons eigen adviesbedrijf “Arbeids Consulting Team – afgekort ACT Desiron”.  Tegelijk mocht ik in dezelfde periode meebouwen aan de opleiding Ergotherapie aan Hogeschool PXL te Hasselt.

In de uitbouw daarvan merkte ik dat ik het ook erg prettig vond om bij te leren rond “mijn” thema. In 1991 behaalde ik het attest voor preventie-adviseur niveau II en aansluitend daarop het attest preventie-adviseur niveau I, specialisatie Ergonomie.

In 2004 studeerde ik af aan de Universiteit Maastricht in de Master-opleiding “Arbeid & gezondheid”. In 2016 promoveerde ik als dr. in de Biomedische Wetenschappen (KULeuven) met arbeidsre-integratie van borstkankerpatiënten als onderwerp van mijn proefschrift.

Hoewel ik ondertussen officieel met pensioen ben, heb ik het geluk om als vrijwillig, wetenschappelijk medewerker nog te mogen meewerken aan de opleiding Ergotherapie aan PXL Hasselt. Ook aan de werkzaamheden van de onderzoeksgroep “omgeving en gezondheid” aan KULeuven én aan ondersteunen van (jonge) collega’s die zich interesseren in de plaats van de ergotherapie in arbeidsre-integratie en/of in preventie van arbeidsongeschiktheid. Omdat dit een onderwerp is dat vele ergotherapeuten nauw aan het hart ligt én dat tegelijk ook maatschappelijk aan belang toeneemt, hebben we vanuit ACT-Desiron de AWARD Huget Désiron in het leven geroepen.

Verder ben ik moeder van 3 jonge mensen die zelf ook al ouder zijn van 4 meer dan schattige kinderen… ik leer gaandeweg dat de rol van “ouder”  en de rol van “grootouder” een leerproject is waarin ik nog steeds kan bijleren… er is dus op vele manieren plek voor “levenslang leren in mijn leven” 😉!

Vanwaar je specialisatie in de re-integratie van mensen op de werkvloer?

De aanzet tot die specialisatie lag voor mij vooral in het feit dat ik als ergotherapeute in een algemeen ziekenhuis de opstart had mogen doen van de dienst ergotherapie binnen het kader van een algemene revalidatie-setting. Mensen die bij ons revalideerden en binnen de “actieve levensbevolking” vielen, hadden vaak vragen met betrekking tot werk en werkhervatting. Ik kon als ergotherapeute daar vanuit het ziekenhuis (te) weinig in betekenen.

Mijn pogingen om mogelijkheden te creëren om die zorgnoden van mijn patiënten te beantwoorden werden – zoals ik eerder al zei – beknot door tekort aan kennis en arbeidsgerelateerde inzichten, maar zeker ook door beperkingen vanuit mijn werkgever (die daarin zelf ook beknot zat door het statuut van werknemer en het feit dat ik – daardoor – geen extramurale acties mocht ondernemen). Om daaraan op één of andere manier een mouw te kunnen passen ben ik op zoek gegaan naar informatie. Die vormde niet alleen een aanzet voor experimenteren met mogelijke manieren om mijn rol als ergotherapeut in het kader van arbeidsre-integratie te kunnen opnemen. Het vormde ook een aanzet tot opzoeken, bijleren, nieuwe experimenten,….  De positieve respons die ik van mijn patiënten én hun werkgevers (!) kreeg zorgden – in combinatie met de limieten die mijn situatie als werknemer stelde – ervoor dat ik als zelfstandige ergotherapeute van start gegaan ben in 1988. Al snel bleek dat naast patiënten en werkgevers, ook verzekeraars interesse hadden in ondersteuning van werkhervatting en evaluatie van wat wél en/of niet meer haalbaar was voor slachtoffers van ongevallen (arbeidsongevallen, verkeersongevallen, ongevallen thuis …).

Mijn eigen parcours én de informatie die ik kon oppikken in literatuur van collega’s ergo in de rest van de wereld heeft me gaandeweg meer en meer duidelijk gemaakt dat in ons land ergotherapie zich zo breed is gaan ontwikkelen dat er voor heel veel onderdelen van het menselijk leven, vanuit onze discipline, antwoorden kunnen geboden worden op zorgnoden.

De breedte van ons werkveld heeft er echter – blijkbaar, zo ervaar ik dat toch – toe geleid dat de “arbeid” gaandeweg minder op de voorgrond staat. Dat is voor mij een beetje raar, als ik naar mijn diploma kijk dan zie ik “Arbeidstherapie” daarop vermeld als afstudeerrichting.  Ik ben – voor alle duidelijkheid – heel blij met de wissel naar “ergotherapie”, maar toch lijkt het me bizar dat we in ons land die focus op arbeid wat naar de achtergrond hebben zien verdwijnen.

Je startte meer dan 30 jaar geleden ACT-Desiron. Je zet hiermee in op het behoud van menselijk potentieel in de organisatie. Is er veel veranderd in die 30 jaar?

In de voorbije 30 jaar heb ik kunnen merken dat gaandeweg artsen die instonden voor de totale inhoud van de evaluatie van (arbeids-)mogelijkheden beroep zijn beginnen doen op specifieke deskundigen (onder de noemer “niet-medische deskundigen”). Samen met mij hebben andere ergotherapeuten (o.a. Clara Cook, Marijke Duportail enz.) dat expertisedomein uitgebouwd. Het gaat dan niet enkel en alleen om evaluatie van mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Die mogelijkheden worden immers ook beïnvloed door het al dan niet kunnen inzetten van hulpmiddelen (ergonomische), inschatten van de mate van autonomie in het handelen thuis (en de daaraan gekoppelde nood aan hulp van derden), uitwerken van advies voor woningaanpassingen…

Die elementen zijn gerelateerd aan arbeid, omdat bijvoorbeeld iemand pas op het werk kan raken als de woning het toelaat om autonoom de nodige zelfzorg te realiseren, als de benodigde hulp van derden tijdig geboden kan worden,…  De verstrengeling van die verschillende aspecten in het menselijk functioneren komt dus zeer vaak voor en is voor artsen, die moeten instaan voor het bepalen van de schadevergoeding, ondertussen niet meer in zijn algemeenheid te bepalen.

Een andere evolutie is de aandacht die in de voorbije jaren is toegenomen voor het inzetten van Disability management op de werkvloer én – vooral – in de toepassingen van regelgeving in sociale zekerheid. Ook daarin blijken ergotherapeuten in toenemende mate (zie ook wetenschappelijke literatuur) een rol te kunnen spelen.  De inspanningen die door het RIZIV op dat vlak worden geleverd dragen zeker en vast ook bij aan de bekendheid van ons beroep, en – dus – de inzet van ergotherapie bij evaluatie van arbeids(on)geschiktheid.

Wat naar mijn gevoel echter te traag, te weinig vordert, is de mate waarin ergotherapeuten zichzelf profileren als deskundigen in het ondersteunen van evaluatie en realisatie van arbeidsparticipatie. Onze beroepsvereniging doet op dat vlak zeker heel wat moeite, maar in de verschillende cirricula van onze opleidingen en – vooral – in de profilering van collega’s in het werkveld is zeker nog ruimte voor heel wat meer “zichtbare marketing”.

Er is zelfs een award naar je genoemd. Leg dat eens uit?

Onze ervaringen binnen ACT-Desiron maken herhaaldelijk duidelijk dat ergotherapie een écht relevante inbreng kan doen m.b.t. vermijden dat mensen arbeidsongeschikt worden én/of ondersteunen van werkhervatting. We ontmoeten ook echter nog steeds (anno 2022) collega-ergotherapeuten die in vraag stellen of dit wel een werkveld is waar wij een betekenisvolle bijdrage zouden kunnen leveren.  Tegelijkertijd merken we in onze praktijk dat in het werkveld de deskundigheid van ergotherapeuten (met de ergonomische inzichten als basis) een antwoord zou kunnen vormen op het (stijgende!) tekort aan mankracht (?! Vrouwkracht) als het gaat om – zowel in revalidatie als in bedrijven – het leveren van onderbouwd advies en concrete ondersteuning met als doel te vermijden dat mensen zouden uitvallen en/of hen te helpen bij terugkeer naar het werk.

Om jonge mensen te stimuleren die uitdagingen aan te gaan en het beroep te versterken via het opzetten van degelijke studiewerk, hebben we bij ACT- Desiron de AWARD opgestart. Anno 2020 waren er 2 inzendingen; anno 2021 was dat aantal al opgeklommen tot 6 (waarvan 2 in het Frans). We kijken dus met méér dan warme belangstelling uit naar de inzendingen voor dit academiejaar ! Hier kan je inschrijven

Wat is het ergste dat je ooit tegengekomen bent in je praktijk? Wat heeft jou het meest geraakt?

Het ligt niet in mijn aard om in mijn geheugen zaken op te slaan die ik “erg” vond… en omdat een enkele situatie – als ik hard nadenk – riskeert te casuïstisch (en dus te herkenbaar te zijn) wil ik me hier liever focussen op fenomenen die me geraakt hebben en dat nog steeds doen.

Heel vaak kreeg ik opdrachten toegewezen van werkgevers en verzekeraars die heel authentiek en oprecht op zoek waren naar een manier om het probleem dat zich stelde een waardige, correcte oplossing te geven die voor alle betrokkenen (en in de eerste plaats het slachtoffer, de zieke…) als een goede oplossing kan gezien worden. Het principe “eerst schade zo goed mogelijk herstellen en dan pas schade vergoeden”  werd daarbij volgens de geest van de wet gerespecteerd. Dat gaat niet altijd “volgens het boekje” en vergt soms wel wat creativiteit en oplossingsgerichte bereidheid van alle partijen. Er zijn wel enkele elementen die ik hier wil aanreiken omdat ze me raken, me soms boos en/of moedeloos maken:

1. De onwetendheid over hoe de dingen horen te gaan en onverschilligheid van gevolgen van beslissingen voor anderen die in de situatie betrokken zijn. Zich niet goed informeren, de draagwijdte van beslissingen niet kennen, …. Maar ook uitgaan van eigen vooroordelen of ervaringen uit andere cases ondoordacht toepassen op de volgende casus…

2. Stereotiep denken over andere stakeholders in een casus… zoals bijvoorbeeld “de verzekering is enkel op de centen uit’, of “een slachtoffer wil alleen maar zoveel mogelijk geld uit de zaak halen”,  of nog “een werkgever is liever zo rap mogelijk af van een werknemer met een beperking”…

3. Het gebrek aan communicatie tussen zorgverlening (care/cure) en werkgever (preventie en/of re-integratie). Hoewel sinds 2016 de wetgeving voorziet in een formele procedure voor het aanpakken van re-integratievraagstukken voor langdurig arbeidsongeschikten, is er nog steeds een barrière die vanuit de beide richtingen moeilijk overbrugd wordt. Ergotherapeuten die gevraagd worden om mee te werken aan re-integratie van hun patiënten weten vaak te weinig over het reilen en zeilen op de werkvloer (wat mag, wat kan niet, wat moet volgens wetgeving,…). Preventie-adviseurs, productieverantwoordelijken, HR-staf en arbeidsartsen realiseren zich te weinig dat een samenwerking met care/cure kan leiden tot een helder zicht op mogelijkheden en functionele beperkingen en – dus – de basis kan vormen van een re-integratieproces waar iedereen zich goed in voelt.

Wat me raakt is het besef dat er zoveel goede wil zit in onze samenleving maar dat – o.a. door media – zo vaak gefocust wordt op knelpunten en (smeuïge) slechtnieuws verhalen… Dat is niet eigen aan mijn werk op zich, maar in het soort activiteiten dat ik heb ontwikkeld en uitgebouwd valt het des te meer op…

Waar ben je het meest trots op?

Reeds tijdens mijn studies aan het – toen zo geheten – HIPB in Gent had het stuk “arbeid” in mijn opleiding mijn interesse. Ik ben er trots op dat ik dat verder heb kunnen ontwikkelen tot een aanpak die zowel vanuit kennis als vanuit ervaring is gegroeid tot een werkwijze die ik heb mogen inzetten voor ruim 1500 verschillende cases, individueel maar ook collectief (vaak leidde een re-integratie-traject voor één medewerker tot het opzetten van een re-integratiebeleid voor het ganse bedrijf).

Ik ben ook fier op de bijdrage die ik heb mogen leveren aan de opleiding Ergotherapie in Hasselt, ook daar heb ik – samen met mijn collega’s – de focus die ergotherapie (ook) moet leggen op arbeidsparticipatie in de opleiding kunnen introduceren en verder uitdiepen.

Ik ben blij dat het werk dat ik deed (als kleine steen in de rivier) er mogelijks toe bijdraagt dat ergotherapie als specifieke discipline in onze samenleving stilaan meer en meer in de “picture” raakt en dat ik, met alle andere collega’s ergo, via die insteek kan meewerken aan herstel en behoud van levenskwaliteit van zoveel mensen die als patiënt met vragen zitten rond hun participatie in de samenleving.

Welk advies zou je de huidige zelfstandige ergotherapeut meegeven?

Mijn start als zelfstandige ergotherapeut is er gekomen omdat ik vanuit het ziekenhuis niet kon doen wat ik zelf nodig vond voor mijn patiënten. Ik zou dat nu kunnen benoemen als “zoek JOUW onderwerp” maar ik moet eerlijk bekennen dat het mogelijk is dat het onderwerp mij gevonden heeft (ipv andersom). Als beide insteken samenvallen.. dan heb je – denk ik – een hoofdvogel als je er ook nog een goede kosten-baten analyse aan toevoegt en dat afwerkt met een goed voorbereide markstudie.

Het is ook meer dan belangrijk dat je jouw eigen plussen en minnen kent, accepteert en er verstandig mee omgaat (dat kan je onderbrengen onder de noemer “werkplezier bewaken” of ook “burn-out preventie”). In de periode dat ik met ACT-Desiron als zelfstandige van start ging, heb ik me zeer vaak geërgerd aan de hoeveelheid administratief werk en de tijd die dat in beslag nam. Het was niet mijn ding, ik vond dat er dan tijd verloren ging die ik liever/beter aan mijn cliënten besteedde. Inschakelen van een administratieve medewerker en – zoveel als toen kon – zaken digitaliseren is voor mij een hele hulp gebleken!

Tot slot geef ik graag mee dat het overleggen met andere mensen die iets voor jou en je praktijk kunnen betekenen je dwingt om je eigen ideeën onder woorden te brengen en dat dit een meerwaarde oplevert die niet te onderschatten is !! Het heeft mij in mijn geval geleerd dat wat ik wilde gaan doen, nog niet gedaan werd, dat het dus niet simpel zou zijn om daarvan een leefbare praktijk te maken. En die uitdaging ben ik met veel goesting aangegaan. Ik zou ’t zo opnieuw doen…

Heb je nog een vraag aan Huget? Laat hieronder een reactie achter.
Laat ons ook zeker weten in de reacties over welke inspirerende onderwerpen jullie graag nog zouden lezen.